Broedvogels van de Gorsselse Heide

Piet Schermerhorn

VWG “De IJsselstreek”



Inleiding

In 2013 werd de Gorsselse Heide door twee leden van de VWG “De IJsselstreek” (Gerrie Roetert en ondergetekende) integraal op broedvogels geïnventariseerd. Hierbij zijn de richtlijnen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van SOVON aangehouden.

Interessant is dat in het verleden ook al vogelinventarisaties zijn uitgevoerd. Het oudst bekende broedvogel onderzoek dateert uit 1969. Daarna is het gebied ook in 1983, 1984 en 2004 geïnventariseerd en van 1995 tot en met 2003 heeft Jules Philippona het gebied jaarlijks onderzocht op specifieke heidevogels. Dit alles bij elkaar levert ons een schat aan informatie op en biedt de mogelijkheid om verschillende jaren met elkaar te vergelijken en trends vast te stellen. Het geeft duidelijk aan dat sommige soorten flink toenemen, dat er nieuwe soorten op het toneel zijn verschenen, maar ook dat een aantal soorten in de “min” zitten of zelfs het veld hebben geruimd.

In dit artikel wil ik, na een korte terreinbeschrijving en wat algemene beschouwingen een aantal bijzondere soorten aanstippen, de meest opvallende nieuwkomers maar ook de verdwenen soorten bespreken, enkele soorten met een opmerkelijk positieve trend en de top vijf van algemeenste soorten behandelen en wat dieper ingaan op de heidevogels. Ik sluit af met enkele opmerkingen over het beheer van het terrein. Ik ga verder niet in op de methodiek van het inventariseren en laat uitgebreide soortbeschrijvingen achterwege. Het artikel heeft geen wetenschappelijke allure en is zeker niet volledig.

Terreinbeschrijving

Het gebied de “Gorsselse Heide” is ruim 110 hectare groot en wordt gekenmerkt door een centraal gelegen heideveld van zo’n 40 hectare, met daaromheen een brede zoom van oud (naald)bos, begrenst door openbare zandwegen. In het zuidoosten ligt een kleine graslandenclave met twee woonboerderijen.

De heide is het laatste relict van de uitgestrekte heidevelden die hier eeuwen geleden nog aanwezig waren. Rond 1800 lag er in de driehoek Lochem-Zutphen-Gorssel nog 5000 hectare (natte)heide! Het grootste deel van deze heidevelden werd later ontgonnen tot landbouwgrond of productiebos.
Het gebied werd in 1908 formeel aangewezen als militair oefenterrein en is daarom ontzien bij de ontginningen. In 2009 verkreeg de Stichting IJssellandschap het eigendomsrecht. Het beheer is in handen van de Stichting Marke Gorsselse Heide. Tankgrachten, kogelvangers en "schietebulten" herinneren nog aan het eertijds militair gebruik.
Het heidegebied is van oorsprong nat en vochtig, met in zuidelijke richting overgangen naar droge heide. Delen van de heide zijn begin deze eeuw geplagd en nu begroeid met dopheide. Overige delen zijn vooral vergrast met Pijpenstrootje. In de natste delen komt veel Gagel voor. Jaarlijks zijn vrijwilligers druk bezig om de heide vrij te houden van jonge bosopslag.
Het bos wordt gedomineerd door oude grovedennen, grotendeels ontstaan uit natuurlijke opslag op heide. Hier en daar komen ook oude eiken, berken en beuken in menging voor. Delen zijn ook aangeplant, waaronder ook een perceel Japanse Lariks. Het bos heeft een vrij open structuur, waardoor zich op veel plaatsen een gevarieerde struiklaag heeft ontwikkeld van vooral Berk, Vuilboom en Zomereik. De laatste decennia heeft het bos vooral een natuurlijke ontwikkeling gekend.

In de overgang van bos naar heide liggen een aantal kleine waterpartijen, relicten uit de periode dat het gebied nog militair oefenterrein was en er behoefte was aan zand voor kogelvangers, een (tank)gracht voor de cavalerie en blusvijvers.

Het graslandgebied in het zuidoosten is niet al te intensief in gebruik en daardoor nog redelijk bloemrijk. De woonboerderijen worden omzoomd door fraaie hagen en oude solitaire (fruit)bomen.

Algemene resultaten

Vanaf begin maart tot half juli werd het gebied twaalf keer op broedvogels “uitgekamd”, waarvan twee keer in de avonduren om Houtsnippen en andere nocturne vogels in kaart te brengen. Een gemiddeld ochtendbezoek begon ruim voor zonsopkomst en duurde 4 tot 5 uur. Daarna volgden de nodige uren achter het bureau om alle veldgegevens in de computer in te voeren. Alles bij elkaar een hele klus, maar het resultaat is er dan ook naar: een indrukwekkende lijst van 56 broedvogelsoorten (+ twee waarschijnlijke soorten) en van alle soorten een verspreidingskaartje.

Vergelijken we het aantal broedvogels met vorige inventarisaties dan valt op dat het aantal geleidelijk aan toe is genomen van 40 in 1969 tot 56 soorten nu. In totaal zijn bij alle inventarisaties zo’n 73 verschillende vogelsoorten als broedvogel vastgesteld!

Heel frappant is ook de toename in het aantal territoria van alle soorten tezamen; dit aantal is sinds 1969 bijna verdubbeld! De grootste toename zit vooral in de categorie bosvogels. Het ouder wordende bos biedt blijkbaar aan steeds meer soorten een gunstig habitat.

Bijzondere broedvogels 2013

Een wel zeer bijzondere “krent in de pap” was de aanwezigheid van een broedpaar Pijlstaarten. Het paar werd voor het eerst ontdekt op 28 maart langs een wetering net buiten het inventarisatiegebied. Het vrouwtje was flink aan het “bunkeren”, het mannetje stond constant op wacht. Broedverdacht gedrag dus, maar ik durfde toen nog nauwelijks te hopen dat het om een blijvend paar zou gaan. In Nederland is de Pijlstaart namelijk een zeer zeldzame broedvogel, met jaarlijks niet meer dan 10-20 paar, vooral geconcentreerd in de Zeeuwse delta, op de Waddeneilanden en langs het IJsselmeer. Maar vroeger kwam de soort de soort regelmatig voor in natte heide- en hoogveengebieden. Dus helemaal verdwaald waren ze ook weer niet. Tot onze verbazing bleek bij latere rondes het mannetje vaak op één van de waterpartijen in het gebied te zitten. Altijd waaks. Het vrouwtje hebben we daarna niet meer gezien. Maar het is ook bekend van Pijlstaarten dat ze zeer teruggetrokken leven in het broedseizoen. Het is ook niet duidelijk of er jongen zijn groot gebracht. Het paar kan echter heel goed (net als ganzen vaak doen) met de jongen een heel eind uit het gebied zijn getrokken.

Een andere “krent” betrof de Wespendief. Ook al zo’n heimelijke soort die vaak gemist wordt bij broedvogeltellingen. Wij zouden hem ook zeker gemist hebben als ik medio juni niet nog eens een oud havikhorst had gecontroleerd. Het horst, mooi gelegen in de bosrand op een rustige plek, bleef in het vroege voorjaar onbewoond en dat bleek een uitgelezen kans voor de Wespendief, die pas laat in het broedseizoen uit Afrika arriveert. Zodra hij in mei aankomt, moet er meteen gebroed worden, want eind augustus/begin september trekken ze alweer terug naar warmere oorden. “Onze” Wespendief wist twee jongen groot te brengen, die in de tweede helft van augustus uitvlogen. Het vrouwtje was toen al vertrokken, maar ze werden nog enige tijd gevoerd door hun vader. Ook voor specialisten blijft de Wespendief een lastige soort; vaak moeten ze dagen posten (in de top van een boom bijvoorbeeld) om aan de hand van vliegbewegingen van vogels met wespenraat het nest te lokaliseren. We mogen dus terecht een beetje trots zijn op deze broedvogel in ons terrein, zeker als we ons realiseren dat de totale Nederlandse broedvogelpopulatie niet meer dan 500-650 paren telt.

Ook zeker vermeldenswaardig is het voorkomen van de Ransuil. Deze soort was vroeger vrij algemeen in Nederland maar is de laatste decennia gestaag achteruitgegaan en voorlopige resultaten van het nieuwe Atlasproject van SOVON (2012-2015) zijn ronduit alarmerend. Op de Gorsselse Hei werden echter nog twee territoria vastgesteld; een relatief hoog aantal tegen de landelijke context bezien. Vorig jaar werden in beide territoria zelfs piepende jongen gehoord.

Nieuwkomers

Een opvallende nieuwkomer in het gebied is de Grauwe Gans, een soort die je niet direct met heide en bos associeert. Maar we zullen er toch aan moeten wennen, de soort heeft zich definitief in het terrein gevestigd. In het vroege voorjaar wordt de stilte nu regelmatig “verstoord” door luidruchtig rondvliegende groepjes Grauwe Ganzen; een natuurlijke variant op de crossgeluiden van de Kartingbaan.

In de zestiger jaren van de vorige eeuw was de Grauwe Gans nog een uitermate zeldzame broedvogel in Nederland. Met uitzetprojecten werd voorkomen dat de soort zou uitsterven.

Toen de Gorsselse Heide in 1969 werd geïnventariseerd op broedvogels konden de toenmalige tellers dan ook absoluut niet vermoeden dat de Grauwe Gans zich als broedvogel in het terrein zou gaan vestigen.

Landelijk is de Grauwe Gans sinds 1995 aan een exponentiële spurt begonnen, die nog steeds door lijkt te gaan. Blijkbaar worden nu ook de meer marginale gebieden als de Gorsselse heide bevolkt.

Wanneer de soort het gebied precies heeft gekoloniseerd is mij niet helemaal duidelijk, maar ook in 2012 waren er al indicaties voor broeden. Vermoedelijk zijn de eerste pioniers rond 2010 verschenen.

De Grauwe Gans wordt vooral waargenomen in het vroege voorjaar op het Luteaven en de Corduliagracht bij de voormalige schietbaan. Ook af en toe op de heide zelf. Aangezien er veel uitwisseling plaats vindt met het omringende agrarische gebied is de soort nogal lastig te inventariseren. Na half mei lijken de ganzen geheel te verdwijnen. Waarschijnlijk trekken ze dan, al dan niet met jongen, weg naar meer waterrijke gebieden zoals de IJssel uiterwaarden.

Hoewel zekere broedgevallen niet werden geconstateerd, werd wel tot drie keer toe een luid gakkende gans boven in een grove den waargenomen (!) in de buurt van een kraaiennest. Het fenomeen van in bomen broedende Grauwe Ganzen, hoewel uitzonderlijk, is in Nederland vaker waargenomen, met name in nesten van Blauwe Reigers en roofvogels. Op die manier zijn ze de vos te slim af, maar of dat ook geld voor de boommarter valt te bezien.

Een andere opmerkelijke nieuwkomer, de Nachtzwaluw, wordt onder het kopje heidevogels behandeld.

Verdwenen soorten

Het zal niemand verbazen dat de Wulp vroeger een vaste broedvogel was in het gebied. Wulpen broedden toen nog veel in natte heidevelden en hoogvenen. Later zijn ze een voorkeur gaan ontwikkelen voor graslandgebieden. Zowel in 1969 als in 1983 werden er nog drie broedparen geteld op de heide. Dat moet een flink gejodel geweest zijn in het vroege voorjaar! Daarna is het helaas snel bergafwaarts gegaan en bij de inventarisatie van 2004 was deze grote steltloper al niet meer aanwezig. Gelukkig zitten er nog steeds een klein aantal paren in de wijde omgeving, maar ik vrees dat deze paren een verloren strijd leveren tegen het steeds intensiever wordende graslandbeheer.

Een andere soort die helaas het veld heeft geruimd is de Wielewaal. Deze soort is inmiddels in heel Nederland zo zeldzaam geworden dat we ons nauwelijks meer kunnen voorstellen dat hij vroeger tot de broedvogels van de Gorsselse Hei hoorde. Toch werden er in 1969 nog twee territoria geteld! In de jaren daarna is deze jubelende zomergast nooit meer vastgesteld.

Ook de koekoek behoort tot de categorie verdwenen “broed”vogels. In de laatste decennia van de vorige eeuw bezette deze nestparasiet jaarlijks nog 1-2 territoria, maar sinds de eeuwwisseling laten alleen toevallige doortrekkers zich af en toe nog horen. Koekoeken zijn in veel gebieden in Nederland enorm achteruitgegaan, maar weten zich in onze regio in de IJsseluiterwaarden nog goed te handhaven.

Sterk toegenomen soorten

Vergelijking met vorige inventarisaties laat zien dat vooral onder de typische bosvogels veel soorten zijn toegenomen. Dit geld bijvoorbeeld voor Merel, Kuifmees, Pimpelmees en Boomkruiper, maar de meest in het oog springende soorten zijn wel de Grote Bonte Specht, Boomklever en Zwartkop (zie tabel 1). Zo’n 30-40 jaar geleden ontbraken zij nog in het geheel of waren uiterst zeldzaam; nu zijn ze zeker algemeen te noemen en de Zwartkop heeft zich zelfs een plaats in de top 5 verworven. Dit heeft alles te maken met het ouder worden van het bos. Het relatief jonge en eenvormige pionier(naald)bos uit de jaren zestig heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld tot een vrij gevarieerd en natuurlijk bos. Hierdoor is onder andere het aandeel dode en kwijnende bomen toegenomen, die aantrekkelijk zijn voor de Grote Bonte Specht om een nestholte in uit te hakken en insecten uit te peuteren. Oude nestholtes worden op hun beurt graag gebruikt door Boomklevers. De struiketage die zich op veel plaatsen heeft kunnen vormen is weer zeer aantrekkelijk voor de Zwartkop.



Tabel 1: Soorten met opvallend positieve trend

Soort

1969

1983

1984

2004

2013

Grote Bonte Specht



1

2

5

6

12

Zwartkop



0

1

2

ng*

29

Boomklever



0

0

1

5

15

*) ng= niet geteld

Top vijf van meest algemene soorten in 2013 en 1969

Veel vogelaars zijn vooral geïnteresseerd in zeldzame soorten. Persoonlijk vind ik het ook altijd leuk om de algemene soorten te bekijken. In tabel 2 heb ik de top vijf van meest algemene soorten uit 2013 op een rijtje gezet en vergeleken met die uit 1969. Hierbij vallen een aantal gelijkenissen in het oog maar ook opvallende verschillen.

Bijzonder is dat de Fitis ruim 40 jaar geleden ook al met 70 territoria de meest talrijke broedvogel was. Hoewel het aantal territoria momenteel iets lager ligt, voert deze soort nog steeds de lijst van meest algemene soorten aan. Verder zien we dat Koolmees, Roodborst en Boompieper zowel toen als nu op de lijst staan, maar dat hun aantallen momenteel wel op een veel hoger niveau liggen. Geelgors en Matkop komen in 2013 niet meer in de “top 5” voor. Zij zijn ingehaald door nieuwe “sterren” als Vink, Merel, Pimpelmees en Zwartkop. Deze soorten hebben duidelijk geprofiteerd van het ouder worden van het bos. Op zich is het wel verrassend dat de Matkop in 1969 nog in de top 5 voorkwam. Sindsdien is deze leuke mezensoort zowel landelijk als lokaal gestaag achteruitgegaan. Van de 15 territoria uit de jaren zestig zijn er nu nog maar 3 over. Enigszins onduidelijk is waar deze achteruitgang aan te wijten valt. Een mogelijke reden zouden de zachtere vochtige winters kunnen zijn, waardoor zijn wintervoorraden beschimmelen.

Tabel 2: De vijf meest algemene soorten in 2013 en 1969

Top 5 in 2013

Top 5 in 1969

Fitis

59

Fitis

70

Vink

43

Roodborst

21

Merel/Koolmees

32

Koolmees/ Geelgors

19

Pimpelm./Boompieper

30

Matkop

15

Roodborst/Zwartkop

29

Boompieper

13


Heidevogels

Het behoud en herstel van de (natte) heide staat bij het beheer van het gebied centraal. Veel van de hier voorkomende dier- en plantensoorten zijn in Nederland bedreigd, staan op “Rode Lijsten” en zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van deze laatste relicten. Daarom wordt in deze paragraaf speciaal stil gestaan bij de heidevogels.

Het vogelleven op de hei is in de loop der jaren wel wat veranderd (zie ook tabel 3).

Het gejodel van de wulp is verstomd, maar daarvoor in de plaats hebben we sinds kort het geratel van de Nachtzwaluw. De Nachtzwaluw werd pas voor het eerst ontdekt in 2012, toen er zeker 1 paar heeft gebroed. In 2013 werd de soort wel gehoord op twee opeenvolgende avonden, maar daarna bleef het stil, zodat we niet met zekerheid over een broedpaar kunnen spreken. Landelijk zit de Nachtzwaluw de laatste jaren in de lift, zodat we mogen hopen dat de soort in de toekomst tot de vaste broedvogels gaat horen. Op de Sallandse Heuvelrug bevindt zich al een waar bolwerk van de Nachtzwaluw, maar dichterbij, in het Grote Veld, zitten ook al enkele broedparen.

Ook de Roodborsttapuit is een relatieve nieuwkomer. Hij verscheen pas in de jaren negentig voor het eerst op het toneel, was daarna enige tijd een onregelmatige broedvogel, maar is sinds 10 jaar een vaste broedvogel met 2-5 territoria. De Roodborsttapuit houdt van afwisselende heide met lage struikjes, die als zang- en uitzichtpost worden gebruikt. De toename van deze soort volgt de landelijke trend.

De Boomleeuwerik komt al voor op de lijst uit 1969 en is sindsdien is zijn jubelend zang bij elke inventarisatie gehoord, al zijn de aantallen heel wisselend. In topjaren worden soms wel 8 territoria geteld; in magere jaren blijft de teller hangen bij 1 of 2 broedparen. Dit heeft ongetwijfeld te maken met omstandigheden in de overwinteringsgebieden. De Gorsselse Heide is één van de weinige gebieden in de Achterhoek waar deze soort tot broeden komt.

De Boompieper lijkt het sinds de eeuwwisseling duidelijk beter te doen dan in de decennia daarvoor. Tot 2000 lag het jaargemiddelde op 16 territoria, daarna op 28! Ook Boompiepers hebben graag her en der een struik of vliegden, vanwaar hun schitterende baltsvluchten worden uitgevoerd. Niet alle Boompiepers zitten op de hei; een deel van de populatie broedt langs de buitenrand of in kleine halfopen plekken in het bos.

De Geelgors is ook een oudgediende in het gebied. Hoewel de stand elk jaar wat wisselt lijkt de populatie sinds 1969 redelijk stabiel met 12-16 broedparen. Topjaren zoals 1996 met 21 broedparen lijken uitzonderlijk. Ook hier zien we dat een deel van de populatie zich heeft gevestigd aan de buitenrand van het gebied langs de zandwegen op de overgang van bos en grasland. Zelfs verderop in het agrarische landschap komen verspreid nog enkele broedparen voor van de Geelgors. Dit is een vrij uitzonderlijk fenomeen, want hoewel de Geelgors vroeger juist veel in het boerenland op de zandgronden voorkwam is hij daar nu vrijwel verdwenen. Door schaalvergroting en intensief grondgebruik is dit landschap vaak zodanig verarmd dat er geen plaats meer is voor Geelgorzen (en andere soorten). Gelukkig is het agrarisch gebied rondom de Gorsselse Hei nog steeds redelijk kleinschalig, afwisselend en niet al te intensief in gebruik. Zouden ook hier alleen maar maïsakkers en kunstweides liggen dan was het waarschijnlijk slecht gesteld met dit “bolwerkje” aan Geelgorzen.

Tabel 3: Overzicht Heidevogels Gorsselse Heide

Soort

69

83

84

95

96

97

98

99

00

01

02

03

04

13

Gem.

Wulp

3

3

1

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

nvt

Nachtzwaluw

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1*

nvt

Boomleeuwerik

4

1

1

8

5

7

2

4

8

7

4

4

2

5

4,4

Roodborsttapuit

0

0

0

2

0

0

2

2

0

0

1

1

2

4

1

Boompieper

13

13

15

15

20

9

19

23

30

34

30

29

16

30

21,1

Geelgors

19

6

12

11

21

17

16

12

11

14

12

13

13

12

13,5

*) Nachtzwaluw: in 2012 1 zeker broedpaar. In 2013 een mogelijk territorium.

Het terreinbeheer

Beheermaatregelen hebben altijd een impact op het ecosysteem. Zij kunnen gunstig uitpakken voor de ene soort maar tegelijkertijd desastreus zijn voor een andere. Ook een “niets doen” beleid heeft gevolgen. Het is altijd een kwestie van afwegen en keuzes maken.

De laatste 10-15 jaar richtte het beleid zich vooral op het behoud en herstel van de heide. Er is kleinschalig geplagd, bosopslag verwijderd en er is een begrazingsbeleid ingevoerd. In het bos is net voor de eigendomsoverdracht nog een dunning uitgevoerd. In het algemeen heeft het bosbeheer een extensief karakter gehad.

In de komende jaren staat natuurontwikkeling en –herstel centraal en zal het gebied ingrijpend “aangepakt” worden. Het heide areaal zal vergroot worden door bosranden flink terug te dringen en overgangen tussen hei en bos geleidelijker te laten verlopen. De waterpartijen zullen vrijgesteld worden van bomen en struiken en de oevers vervlakt. Sloten en watergaten worden gedempt om wegzijging van grondwater zoveel mogelijk te voorkomen. Het rabatten bos in het noordoosten, een van oorsprong kwelgebied, zal ontbost worden en weer in zijn oorspronkelijke staat opgeleverd worden. De verwachting is dat dit gedeelte zich tot een botanisch pareltje zal ontwikkelen (heischraal grasland/ blauwgrasland). Ook in de direct aangrenzende graslanden zal het een en ander veranderen door de bovenlaag af te plaggen en de waterhuishouding aan te passen.

Het blijft altijd een beetje koffiedikkijkerei om te voorspellen hoe de vogelbevolking hier op zal reageren. De verwachting is wel dat vooral de heidevogels en soorten van open bosranden zoals Gekraagde Roodstaart, Kneu, Putter en Fitis hier positief op zullen reageren. Ook wintergasten als de Klapekster, Bokje en Rietgors zullen deze maatregelen zeker appreciëren. Het aantal territoria van de bosvogels zal lokaal misschien iets afnemen maar veel effect op het totaal zal dit niet hebben. Dat zich nieuwe soorten zullen vestigen is niet ondenkbaar.

Om de impact op de vogelstand te volgen zal direct na de ingrepen weer vervolg onderzoek nodig zijn. Met spanning kijk ik nu al uit naar deze nieuwe ontwikkelingen!

Deventer, 02-10-2013

Piet Schermerhorn

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Wie zijn de Vrienden van de Gorsselse Heide ? Wat willen zij ? En wat willen zij niet ? Lees het hier


  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb