Januari 2013 - de wintervlinder

Als je ’s nachts een vlinder voor de buitenlamp of in het licht ziet, dan is het zeer waarschijnlijk het mannetje van een wintervlinder.

In ons land komen 2 soorten wintervlinders voor:

- de kleine wintervlinder [Operopthtera brumata], wat algemener voorkomend

- en de grote wintervlinder [Erannis defoliara], wat zeldzamer.

In de winterperiode kun je nog wel wat meer nachtvlinders waarnemen in bossen en op de heide: zo’n zestal soorten. Echter het roesje [Scoliopterix libratix] is het meest waarschijnlijk. De laatste kan ook overdag nog waargenomen worden, het is een dagactieve nachtvlinder.

Maar nu weer verder met onze wintervlinders. De kleine wintervlinder is ongeveer 12 mm groot. De grote wintervlinder daarentegen, zoals de naam al aangeeft, groter (ruim 40 mm). Beide soorten behoren tot de spanners.

De mannetjes van de kleine wintervlinder vliegen normaal vanaf de eerste nachtvorsten en hoofdzakelijk in de avondschemering bij vochtig en nevelig weer. Dit is eigenlijk ook de reden dat de soort nog niet in onze Ecologische Atlas vermeld staat, volledig ten onrechte. Het is een algemene vlindersoort in ons land en zal zeker op onze natuurparel de Gorsselse Heide voorkomen. Tijdens een winterwandeling overdag op de heide is de kans dat we de soort zullen waarnemen erg klein, geen reden om toch volop van de heidesfeer te genieten.
Maar als je die soort [of andere vlinders] ziet, graag even een melding doen.

De soort vertoont sexuele dimorfie (sexus=geslacht, di=2 en morphe =vorm of gedaante). Dat wil dus zeggen dat de vrouwtjes er totaal anders uitzien dan de mannetjes.
De vrouwtjes hebben geen vleugels. Zij zitten op boomstammen en kruipen daar wat rond terwijl ze voortdurend reuksignalen [feromonen] de wijde wereld inzenden. Deze reuksignalen kunnen wel tot enkele kilometers verder op de antennes van de mannetjes opgevangen worden. Zo vinden de mannetjes de vrouwtjes om daarna te paren. De vrouwtjes zetten de bevruchte eitjes af op die boomstammen, waarop ze ook vertoeven. In het voorjaar komen de rupsen uit het ei en vinden voldoende voedsel in de directe omgeving, namelijk de nieuwe boomblaadjes. Na verpopping van de rups ziet dan de volgende generatie vlinder weer het levenslicht.  Zo is de cirkel rond en het nageslacht dus veilig gesteld.
De eitjes overwinteren.  De rupsen kunnen in het voorjaar flinke schade (kaalvraat) aanrichten, met name aan eiken, maar ook aan vruchtbomen. Het is één van de vlinders die verantwoordelijk is voor de "rupsenpiek" in het voorjaar, maar die er ook voor zorgt dat vogels, zoals mezen, aan veel eiwitrijk voedsel kunnen komen voor hun opgroeiende jongen.
Echter door de opwarming van de aarde bleken de rupsen al uit het ei te komen voordat het blad aan de eiken ontsproten was. Onderzoek heeft echter aangetoond dat door de genetische variatie de rups van de kleine wintervlinder er in slaagt om bij dezelfde temperatuur toch later uit het ei te komen.

 

 

 

Kleine wintervlinder [fotobron Wikipedia]

 

 

 

Bedreiging van o.a. nachtvlinders welke deze sexuele dimorfie vertonen, kan naast luchtvervuiling ook lichtvervuiling zijn. Vooral sterke lichtverspreiding in donkere gebieden, ook rondom de Gorsselse Heide, kan voor deze nachtvlinders een grote aantrekkingskracht ontwikkelen. Deze lichtprikkels kunnen een probleem opleveren, waarbij de mannetjes hun aandacht dan meer richten op het licht dan op de reuksignalen [feromonen] die de vleugelloze vrouwtjes uitzenden.

Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt

Herman Roelofs


  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb