Maart 2013 - de ree

Nu eens iets schrijven over de ree, Capreolus capreolus. Op onze Gorsselse Heide en in de directe nabijheid zijn reeën regelmatig waar te nemen. Vorig jaar september stonden we met enkele leden van de Natuurwerkgroep Gorssel te praten over de mogelijke werkzaamheden in de komende periode op de Gorsselse Heide. Plotseling zagen we in de bosrand een ree ons verbaasd aankijken: het diertje, een vrouwtje,  bleef ons zeker zo’n 5 minuten stokstijf aanstaren. Een prachtig plaatje, maar zoals vaak geen fototoestel bij de hand. Ik persoonlijk vind dat meestal niet zo erg, je moet er op dat moment van genieten. Ik vind het al moeilijk om de “natuur emotie” op de gevoelige plaat over te brengen. Wat is de natuur toch prachtig en zo ook onze Gorsselse Heide. De ree is niet te verwarren met ons edelhert, deze is veel groter en zwaarder. Het edelhert is het grootste Europese hert, afgezien van de eland.

Enkele gegevens: de ree weegt 15 tot 30 kg en heeft een kop-romplengte tot zo’n 120 cm, er is nauwelijks verschil wat betreft gewicht en grootte tussen mannetje en vrouwtje ree. Daarentegen weegt het edelhert mannetje [♂] 120-200kg met een kop-romplengte van 180-tot 210 cm en het vrouwtje edelhert[♀] is duidelijk minder zwaar 75-100 kg en wat kleiner  150 tot 180 cm kop-romplengte. Komt voor in de grotere bosgebieden zoals Veluwe en in het Oostvaardersplassen gebied.

Reeën zijn ’s zomers mooi roodbruin en ’s winters wat donkerder grijsbruin met een opvallende witte, gelige spiegel [de zogenaamde schort], beharing rond de staartwortel onder de nauwelijks zichtbare staart.  De volwassen reebokken dragen uiteindelijk een gewei met 4-6 takken. In juli/augustus is dit gewei op z’n mooist, geheel volgroeid.

Aan het gewei van de mannetjes kun je ruwweg de leeftijd schatten. We beschrijven vervolgens een ideale situatie, in werkelijkheid komen hierop nogal eens uitzonderingen voor. Leeftijd en voeding spelen een voorname rol bij de geweivorming. In het eerste jaar krijgt een jonge bok op het voorhoofdsbeen een paar knobbels die uitgroeien tot de zogenaamde rozenstokken. Op deze, met behaarde huid omgeven, rozenstokken komen een paar knopvormige horentjes van ongeveer 1 cm, die het volgend jaar afgeworpen worden. Het jaar erop begint de ontwikkeling van een nieuw gewei, dat slechts uit een paar spiesvormige stangen bestaat. We spreken dan over een spiesbok. In begin van de winter werpt de spiesbok dit gewei af. Direct daarop begint weer de groei van een nieuw en omstreeks maart is de bok in het bezit van een gewei, dat 2 takken vertoont in de vorm van een gaffel; de gaffelbok. Dit proces zet zich ieder jaar voort, elk jaar komt er een “end” bij en in het derde jaar hebben we te doen met een zesender. Voor onze inlandse bokken is het nu afgelopen, hoogstzelden treffen we een achtender aan en twaalfenders kunnen we rustig rangschikken onder “jagerslatijn”.

Reeën passen zich verrassend goed aan en kunnen daarom leven in alle uithoeken van ons cultuurlandschap, tot in de randzone van steden en in industriegebieden. Maar hun favoriete gebieden zijn, bosrandgebieden, bossen met onderhout, boomgroepen in het veld, graslanden met struikgewas. Het voedsel bestaat voornamelijk uit kruiden en gras, jonge loten van bomen en struiken, maar ook bladeren, bosvruchten en landbouwgewassen zoals aardappelen, bieten en jong graan. Ze zijn erg trouw aan hun territorium en blijven vaak het hele jaar op dezelfde vierkante kilometers. In de zomer leven ze solitair of in kleine groepen, in de winter kunnen vrij grote groepen [sprongen] voorkomen die geleid worden door oude reegeiten. De bokken markeren en verdedigen een territorium. De hoofdbronst valt eind juli augustus met een tweede bronsttijd in november december. De reekalveren worden na een draagtijd van 6 tot 10 maanden geboren. In het eerste geval ontwikkelt het embryo zich de eerste 4-5 maanden erg traag. In de loop van mei maakt het drachtige vrouwtje, in afzondering een leger, kuiltje op de grond bekleed met wat bladeren, waarin de geelrode kalfjes, geelwit gevlekt komen te liggen. Bij jonge geiten wordt meestal één kalf ter wereld gebracht, bij de wat oudere geiten vaak twee maar ook wel eens drie of vier. Zo’n gevlekte huid vinden we bij veel jonge bosdieren, het meest aannemelijk is een camouflerende functie. De eerste levensdagen slijt het jonge diertje in het leger. Het ligt daar doodstil en komt slechts tot activiteit, wanneer het tijd is door de moeder gezoogd te worden. Als je ooit het geluk treft een reekalfje zo in zijn leger aan te treffen, overwin dan de lust om het diertje aan te raken. Laat het met rust de reegeit is zeker in de buurt.

Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt       

Herman Roelofs


  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb