Juni 2013 - Levendbarende hagedis en zandhagedis

Dwalend over de heide kun je genieten van alles wat groeit, bloeit en leeft. Het is voor mij erg rustgevend en draagt bij aan totale gevoel van welbehagen. Zo zag ik 2 jaar geleden tegen een wandelmarkeringspaaltje een levendbarende hagedis zich opwarmen in de zon. Maar ook één van onze andere Gorsselse Heide-vrienden vond onlangs het reptiel op de zandige bodem. Voldoende reden om er nu eens wat aandacht aan te schenken aan deze afstammeling van de prehistorische reptielenfamilie.

Levendbarende of kleine hagedis [Lacerta vivipara] heeft een totale lengte van ongeveer 17 cm, waarvan de lichaamslengte 5-6.5 cm is en de staart 8 tot 11 cm. Ze leven verder noordelijk dan enig ander reptiel tot zelfs boven de poolcirkel. In deze noordelijke streken worden deze dieren dan ook geholpen door het vermogen om levende jongen ter wereld te brengen. In de zuidelijke streken rond de Middellandse zee en in de Spaanse Pyreneeën legt het diertje echter gewoon eieren. Het wijfje legt 2 tot 13 eieren, waaruit onmiddellijk ±3 cm lange jongen kruipen. De levendbarende hagedis is na drie jaar volwassen, in het noordelijkste deel van het verspreidingsgebied kan het langer duren. In de vrije natuur kan een leeftijd bereikt worden van ongeveer 7 tot 8 jaar, maximaal 12 jaar, maar de meeste exemplaren worden lang niet zo oud. De gemiddelde leeftijd is 3 tot 4 jaar. De vrouwtjes worden vaak iets ouder dan de mannetjes. Van maart tot oktober kunnen deze reptielen waargenomen worden.

Het leefgebied is enigszins vochtige heide met dopheide, pijpenstrootje, beenbreek en opslag van berk en grove den, maar ook structuurrijke weg- en spoorbermen en ruigten. Als het leefgebied overwoekerd raakt wordt het verlaten. Een belangrijke levensvoorwaarde is de aanwezigheid van open plekken om te zonnen. De hagedis schuilt bij slecht weer onder stenen, omgevallen boomstammen of in holletjes. Bij zonnig weer worden ze vaak zonnend verticaal tegen boomstammen gezien. Zonnen is erg belangrijk voor de levendbarende hagedis, omdat de soort in koelere streken leeft. Bij een normale lichaamstemperatuur van 15 graden, kan deze na een zonnebad wel oplopen tot ongeveer 30 graden. De opgewarmde hagedis is veel sneller en kan beter jagen op prooien en vluchten voor vijanden.

De soort wordt aangemerkt als gevoelig en staat verder te boek als rode lijst soort. Het voedsel bestaat uit vliegen, bladluizen, wantsen, spinnen, hooiwagens, cicaden en kortschildkevers. Dus met andere woorden de wat kleinere insecten.
Gedurende een deel van de winter wordt een winterslaap gehouden, waarvan de duur afhankelijk is van de geografische locatie. Meestal zoeken de dieren vanaf oktober hun winterkwartier op, bij voorkeur holletjes, om deze vanaf maart weer te verlaten. In het zuiden van Europa duurt de overwintering drie maanden, in het noorden kan dit oplopen tot wel negen maanden.
Levendbarende hagedissen leven in populaties die als kolonies beschouwd kunnen worden maar ze zijn niet erg sociaal. Gedurende de paartijd zijn de mannetjes agressief tegen elkaar. In optimale gebieden kan de populatiedichtheid oplopen van 100 tot 1000 exemplaren per hectare. De levendbarende hagedis is een bodembewonende soort die soms klimt maar dit in de regel alleen doet om te zonnen. Het is daarnaast een uitstekende zwemmer, die regelmatig het water opzoekt om aan vijanden te ontkomen. Ze duiken dan onder en schuilen op de bodem. Bovendien wordt het water opgezocht om van de ene plek naar de andere te zwemmen en ook in het water gevallen insecten worden moeiteloos buitgemaakt. Bij het zwemmen worden de poten langs het lijf gehouden terwijl met de staart wordt geroeid. Vermoed wordt zelfs dat de hagedis zich geografisch heeft verspreid door overstromingen, waarbij de dieren in lager gelegen delen terecht zijn gekomen en zich hier hebben gevestigd.

De levendbarende hagedis wordt ook nogal eens verwisseld met de zandhagedis. Vaak worden jonge zandhagedissen aangezien voor levendbarende hagedissen. Jonge zandhagedissen hebben kenmerkende oogstipjes op de flanken. Jonge levendbarende hagedissen hebben een heel donkere bijna zwarte staart. De kop van zandhagedis heeft een hoger schedeldak en is ook grover. Ook staat bij de zandhagedis de kop niet zo in het verlengde van het lichaam als bij de levendbarende hagedis.
De zandhagedis [Lacerta agilis], geeft de voorkeur zoals de naam al zegt, aan zandige plaatsen. Vroeg in de lente begraaft de zandhagedis haar eieren in het zand. Die eieren, 3 tot 15, worden gelegd in een ondiep kuiltje op plaatsen waar het zand goed opgewarmd wordt door de zon. De jongen komen na 7 tot 12 weken uit. Ze zijn duidelijk wat langer dan de levendbarende hagedis, zo’n 22 tot max. 27 cm. Jagen doen deze reptielen echter bij voorkeur tussen uitgegroeide en dichte struikhei met op de bodem een strooisellaag. Daar kan het dier met groot gemak tussen de heideplanten sprinten. Er zitten daar heel wat kleine, erg lekkere kevers, insecten en niet te versmaden vette spinnen. Een waar paradijs voor hongerige zandhagedissen. De afzonderlijke exemplaren hebben hun eigen jachtgebied. Ze overwinteren in holen in de grond, onder hopen droge bladeren en dergelijke.  





mei13 hagedis

foto Herman Roelofs                                                    foro: Magda Bolt


Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt
       

Herman Roelofs

 


  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb