Juli 2015: wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum)

Tot mijn grote verbazing komt in onze Ecologische Atlas van de Gorsselse Heide de wilde kamperfoelie niet voor.
Op z’n zachtst gezegd vreemd, over het hoofd gezien? Eigenlijk schande dat ik deze prachtige slingerende struik niet waargenomen heb. In een inventarisatie lijst [zie bronnen Ecologische Atlas] nog over het hoofd gezien ? Kan me niet voorstellen, moet toch kennelijk mijn zintuigen nog beter gebruiken en misschien bijstellen.
Hopelijk hebben andere Gorsselse Heide genieters de rechtswindende kruipende struik wel waargenomen.

Door de haast parfumachtige geur van de bloemen in de avonduren laat de standplaats zich meestal wel verraden. De Franse benaming voor de kamperfoelie vind ik ook wel bijzonder: Chèvrefeuille des bois, letterlijk vertaald “geitenblad van het bos”. Ook een Nederlandse volksnaam is Geitenblad, en verder nog Memmekenskruid en Zuigepappen. Wat de achterliggende betekenis van de laatste twee zijn is mij onbekend. Geitenkruid is genoemd naar het feit dat geiten de bladeren lekker vinden. De struik hoort tot de Kamperfoelie familie, [Caprifoliaceae], hoe kan het ook anders, waaronder ook de vlier en Gelderse roos.
Er wordt wel beschreven dat de struik is gaan klimmen om meer licht te kunnen opvangen. Maar ook door onvoldoende stevigheid om zelfstandig naar het licht te klimmen, maken ze gebruik van steunbomen en struiken.

De wilde kamperfoelie is in ons land een algemeen voorkomende klimplant. De rechtswindende houtige stengels kunnen wel 10 meter lang worden. De struik parasiteert niet, maar wurgt min of meer zijn drager.  Verder is de plant overblijvend en bladverliezend. De bladeren zijn gaafrandig, spits en eirond. Ze staan in tweetallen tegenover elkaar.
De lange buisvormige bloemen zijn roomwit, de kleur verandert later iets naar de donkere kant en wat meer gelig. Ze zijn tweelippig en bloeien van juni tot september, 3 tot 5 cm groot, en hangen in eindstandige trossen aan de twijgen. Ze zijn tweeslachtig, dat wil zeggen zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. De helmdraden kunnen wel 2 cm buiten de bloem uitsteken.
Als ze vooral door nachtvlinders, pijlstaartvlinders, maar ook de kleine ijsvogelvlinder, bijen, hommels bestoven zijn groeit er een rode vrucht, wat besvormig en enigszins giftig. Als de tweezaadlobbige zaden ontkiemen komen er - zoals de naam al voorspelt -, eerst twee kleine kiemblaadjes te voorschijn.

Foto: Bron Wikipedia.

Ze komen vooral voor in bossen, op licht of half beschaduwde plaatsen, maar ook in kreupelhout en hagen. Kamperfoelie komt vaak voor samen met els en gewone vogelkers, botanisch bekend als Alno-padion.
Wat dat betreft is de Gorsselse Heide wel een prima plek voor de wilde kamperfoelie.

Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt       
Herman Roelofs.

  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb