Juni 2016: brandnetels

Brandnetels hebben over het algemeen niet zo’n goede naam. Zeker in onze tuinen vinden de mensen het maar een lastpak en ook bij de agrariërs is de plant niet geliefd.
We kennen de grote brandnetel [Urtica dioica] en de kleine brandnetel [Urtica urens].
De brandnetel doet me altijd aan mijn grootmoeder herinneren. Tijdens het logeren in de zomervakanties moest ik nog wel eens in het kippenhok wat jonge brandnetel blaadjes en topjes plukken. Grootmoeder: “denk eraan, het moeten fris groene blaadjes zijn”. Na gewassen te zijn werd er soep van gekookt, en soms ook gestoofd net zoals spinazie. Erg bijzonder vond ik het niet, maar het was goed te verteren. Mijn grootmoeder [van vaders kant] was van oorsprong een Oost-Duitse en dat kon je aan haar kookkunst best waarnemen. Er ging niets verloren. In de agrarische achterlanden van Nijbroek was het tijdens de vakanties goed vertoeven, ik mocht daar graag zijn. We spreken hier over begin vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Maar nu over onze natuurparel de Gorsselse Heide. Tijdens mijn wandelingen zijn de brandnetels mij niet direct opgevallen. Maar in onze Ecologische Atlas staat de grote brandnetel wel genoemd; zie de bronnen van CJN Zutphen 1969 en de Floron inventarisatie 2015. Een plaatje leek me wat overdreven omdat ik aanneem dat brandnetels bij iedereen wel bekend zijn.  
De brandnetel bezit holle brandharen met een breekbare punt met daarin een chemisch mengsel, dat de brandende jeuk veroorzaakt. Het zijn typische stikstofminnende planten en groeien vooral op voedselrijke plaatsen. Hieruit zou je moeten concluderen dat we de planten op de Gorsselse Heide liever kwijt dan rijk zijn: dus zoveel mogelijk moeten verwijderen zou een aktie kunnen zijn. Bovendien verschralen we zo ook de grond.
Het is echter wel zo dat de rupsen van enkele van onze prachtige dagvlinders (vooral de vossenfamilie [Nymphalidae], zoals kleine vos, dagpauwoog, atalanta, gehakkelde aurelia en landkaartje) de bladeren van de brandnetel als voedsel gebruiken, waardplanten. Dus de grote brandnetel bewijst hier dus wel diensten voor de instandhouding van deze vlindersoorten.
Maar ook nachtegalen geven hun voorkeur om te broeden in eikenbosjes met een dichte ondergroei van brandnetels. De nachtegaal is in 1969 tijdens de IVN-inventarisatie gehoord en of die er ooit gebroed heeft is onbekend.

De grote brandnetel is tweehuizig, planten met afzonderlijke meeldraadbloemen en planten met stamperbloemen. Echter is de kleine brandnetel éénhuizig. Diocia betekent trouwens tweehuizig en urens, het achtervoegsel van de kleine brandnetel, betekent brandend.
De bloemen, die als trosjes in de oksels van de bladeren hangen, verdienen wat extra aandacht. Merkwaardig is, dat we op een gegeven moment zien, hoe plotseling een kleine “explosie” van de meeldraden plaatsvindt, waarna het stuifmeel op de wind wegdrijft. Deze explosie vindt zijn oorzaak in het feit, dat, wanneer de bloemen opengaan, de meeldraden zich plotseling strekken en het stuifmeel wegschieten.

De vezels van brandnetels worden gebruikt voor het produceren en weven van onverslijtbare stoffen. Thee van de brandnetel getrokken werkt bloedzuiverend en urine-afdrijvend en is verder in de volksgeneeskunde bekend  als middel tegen steenpuisten, haaruitval en roos. Ook zijn er verhalen waarin de brandnetel bepaalde betrekkingen onderhield met de duivel.

Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt       
Herman Roelofs

  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb