Mei 2022: Boomblauwtje [Celastrina argiolus]

Een prachtig dagvlindertje, zeer algemeen en over het gehele land verspreid.
Het boomblauwtje behoort tot de familie van de kleine pages, vuurvlinders en vanzelfsprekend de blauwtjes.

Beide geslachten zijn aan de vleugelranden redelijk eenvoudig te determineren, het mannetje heeft een intens blauwe voorvleugel met een dun zwart randje. Daarentegen hebben de voorvleugels van het vrouwtje een brede zwarte rand. Bij beide geslachten is aan de vleugelrand een witte franje waar te nemen.
Het is een algemene standvlinder dus een vlinder die in dat gebied gedurende tien jaar een populatie heeft. Naast de standvlinders kennen we ook trekvlinders. Deze naamgeving is te vergelijken met vogels.
De vlinder staat ook bekend als een echte stadstuinvlinder. Op ooghoogte zie je ze langs de waardplanten fladderen, met name klimop, vuilboom, kardinaalsmuts, hulst, wegedoorn, grote kattenstaart, vlinderstruik en zelfs struikheide. De grootste concentratie vlinders vinden we vooral op vochtige heidevelden. Bij ons in de tuin zie je ze regelmatig rond dwarrelen.

Er wordt geschreven dat het boomblauwtje nauwelijks te verwarren is met andere soorten. Dat neemt niet weg dat de blauwtjesfamilie voor mij vaak al moeilijk genoeg is.
mannetje 1vrouwtje
  Foto mannetje, bron; vroegevogels,bnnvara.nl                           Foto vrouwtje, bron; butterflyindentification.com

In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw gingen we regelmatig naar Frankrijk op vakantie.
In de Cevennen woonde familie op een tuinbouwbedrijf, waar het goed vertoeven was. We verrichtten daar wat hand- en spandiensten. In de buurt waren zeer veel bloeiende weides met de prachtigste bloemen. De blauwtjesfamilie vonden daar genoeg nectar, zoveel had ik er nog nooit gezien. Ook toen kon ik al niet de verschillende “blauwe” fladderaars op naam brengen. Met behulp van een vlindergids heb ik daar vaak vertoefd om van die prachtige insecten te genieten.

Het boomblauwtje heeft een spanwijdte van ongeveer 30 mm met een voorvleugellengte van zo’n 14 mm. Er zijn twee pieken per jaar: in mei en augustus. De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van bloedende bomen, maar ook wel nectar. De eitjes worden afzonderlijk afgezet hoog in de waardplant direct in de buurt van hun voedsel, jonge knoppen en jonge vruchten. Na 5 dagen komen de rupsen al uit het eitje gekropen.

De rups wordt zo’n 13 mm lang, groen tot geelachtig van kleur met een zwarte kop. Ze eten aan de bloemknoppen van de waardplanten en soms ook wel de bladeren. Ook de rupsen van het boomblauwtje worden bezocht door mieren, die likken de uitgescheiden zoete vloeistof op. Deze mieren geven dan ook vaak bescherming aan de rupsen. Je zou kunnen zeggen voor wat hoort wat.
De rups kruipt dan na volgroeid te zijn in de strooisellaag of in spleten waar ze de winter als pop doorbrengen. In het voorjaar komt dan de nieuwe generatie te voorschijn.

De vlinder kent vele andere oude namen, om er enkele te noemen, hulstblauwtje, klimopblauwtje vuilboomblauwtje en zilverblauwtje. Veel namen zijn duidelijk afgeleid van de waardplant.

Geniet van wat de Gorsselse Heide en omgeving ons biedt.

Herman Roelofs

  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb