23
september
2016
Hoe gaat het nu met de vlinders?
(Nog) geen achteruitgang
Evenals in 2015 vonden er ook in 2016 dagvlindertellingen plaats (zie de Ecologische Atlas en ook een eerder blog).
Van Klaske ten Grotenhuis ontvingen we de resultaten van 2016 waaruit we citeren.
Van Klaske ten Grotenhuis ontvingen we de resultaten van 2016 waaruit we citeren.
Er waren twee telroutes (traject 2077 en traject 2078). op teltraject 2077 483 vlinders en in 2016 507 vlinders. Totaal op teltraject 2078: 225 in 2015 en 176 in 2016. Dat betekent dat er op traject 1 meer vlinders zijn geteld (24) en op teltraject 2 minder (49). Er waren ook verschillen tussen de verschillende soorten.
Welke vlinders zijn er vooruit gegaan en welke achteruit?
Te beginnen met traject 2077. Het Bont zandoogje is in 2016 meer gezien (14 – 23), het Bruin zandoogje aanzienlijk minder (84 – 57), het Heideblauwtje meer (22 – 40), Icarusblauwtje minder (16 – 4), de witjes waren beter vertegenwoordigd, het Groentje en het Groot dikkopjes zijn achteruit gegaan (5 – 2) (72 – 58) en het Oranjetipje goed vooruit (4 – 13).
In het begin was er op de zuidpunt geen verstoring, geen aanleg van het pad, de bult niet gemaaid, waardoor de zomervlinders redelijk constant zijn gebleven. Het heideblauwtje heeft een goede populatie gemaakt op de koeienweide.
Al met al is er op dit traject geen sprake (nog) van achteruitgang wat betreft de vlinders, wat het volgende jaar betreft is het belangrijk dat er planten blijven bloeien op de zuidpunt.
Traject 2078 laat het volgende beeld zien: De Groentjes waren achteruit gegaan (5 – 1), de Heideblauwtjes behoorlijk (131 – 78). Gelukkig compenseerde het Icarusblauwtje dit enigszins, (2 – 9) , het Boomblauwtje en het Groot dikkopje bleven ongeveer gelijk (28 -25) (22 – 23).
De totale achteruitgang is te wijten aan de achteruitgang van de Heideblauwtjes. Ik denk dat dit ligt aan de lange zeer natte periode in het voorjaar, zeker tot de maand juli is een deel van de “natte heide” ook echt erg nat geweest, een deel van de zone waarin het Heideblauwtje vorig jaar vloog, was nu te nat. Gelukkig zijn er voldoende vlinders voor een gezonde populatie overgebleven.
Vernatting heeft op vlinders niet de gunstigste ontwikkeling.
Welke vlinders zijn er vooruit gegaan en welke achteruit?
Te beginnen met traject 2077. Het Bont zandoogje is in 2016 meer gezien (14 – 23), het Bruin zandoogje aanzienlijk minder (84 – 57), het Heideblauwtje meer (22 – 40), Icarusblauwtje minder (16 – 4), de witjes waren beter vertegenwoordigd, het Groentje en het Groot dikkopjes zijn achteruit gegaan (5 – 2) (72 – 58) en het Oranjetipje goed vooruit (4 – 13).
In het begin was er op de zuidpunt geen verstoring, geen aanleg van het pad, de bult niet gemaaid, waardoor de zomervlinders redelijk constant zijn gebleven. Het heideblauwtje heeft een goede populatie gemaakt op de koeienweide.
Al met al is er op dit traject geen sprake (nog) van achteruitgang wat betreft de vlinders, wat het volgende jaar betreft is het belangrijk dat er planten blijven bloeien op de zuidpunt.
Traject 2078 laat het volgende beeld zien: De Groentjes waren achteruit gegaan (5 – 1), de Heideblauwtjes behoorlijk (131 – 78). Gelukkig compenseerde het Icarusblauwtje dit enigszins, (2 – 9) , het Boomblauwtje en het Groot dikkopje bleven ongeveer gelijk (28 -25) (22 – 23).
De totale achteruitgang is te wijten aan de achteruitgang van de Heideblauwtjes. Ik denk dat dit ligt aan de lange zeer natte periode in het voorjaar, zeker tot de maand juli is een deel van de “natte heide” ook echt erg nat geweest, een deel van de zone waarin het Heideblauwtje vorig jaar vloog, was nu te nat. Gelukkig zijn er voldoende vlinders voor een gezonde populatie overgebleven.
Vernatting heeft op vlinders niet de gunstigste ontwikkeling.